top of page

'Ik dacht dat ik de volgende dag niet zou halen'

'Wat was ík ziék'. Suus kan het zich nog levendig herinneren. Op haar gezicht verschijnt een sombere blik. Haar houding spreekt boekdelen. Zij was één van de vele bewoners op onze groep die zo ziek waren van corona dat er voor haar leven gevreesd werd.

Geheel onverwachts kwam het gesprek aan tafel op het onderwerp van de dag: Covid-19. Op het moment is het weer raak met de besmettingen en ook de sterftegevallen in menig verpleeghuis is in de achterliggende tijd explosief gestegen.


Suus vergeet veel, en ze kan ook levendig fantaseren over allerlei dingen. Dat er iemand op haar kamer komt 's nachts of dat ze een trui of deken moet breien voor de dominee die niet betalen wil. 'De wol is niet gratis hoor', zegt ze dan verbouwereerd tegen ons. 'Die man kén me wat...hij krijgt toch ook z'n loon'. Welke dominee ze bedoelt is voor ons niet duidelijk, maar het verhaal komt telkens terug. Misschien heeft ze ooit wel zoiets meegemaakt in haar leven wat zich dan op deze manier manifesteert. Confabuleren noemen we dit. Een bijzondere vorm van façadegedrag wat zich uit door het opvullen van gaten in het geheugen met fantasie. Als ze van buiten komt en ze heeft een rondje gelopen met haar zoon kan ze zeer overtuigend vertellen dat ze met de auto bij haar zoon op bezoek is geweest. Dat de straten vol waren met water, en dat ze dus om moesten rijden. Het verhaal wordt steeds groter en steeds fantasierijker, zo erg zelfs dat er gerust mensen verdronken zijn. Mogelijk is daar een herinnering, verweven met de watersnoodramp van 1953?

Als ze zo'n verhaal in geuren en kleuren vertelt gaan we er vooral niet tegen in. 'O ja Suus?', zeggen we dan, 'dat was me het ritje wel zeg. Tjonge! Was het gezellig bij je zoon?' 'Zekers was het gezellig', antwoordt ze dan en haar gezicht straalt. Ze is zo blij met haar zoon die elke week op bezoek komt.


Ze was zo ziek dat we allemaal dachten dat ze het niet zou halen.

Maar wat betreft het ziek zijn tijdens de eerste coronagolf spreekt ze absoluut de waarheid. We waren er immers zelf bij! Maart 2020 was zij één van de coronapatiënten op onze woongroep. Ze was zo ziek dat we als zorgverleners allemaal dachten dat ze het inderdaad niet zou halen.


Wonder boven wonder krabbelde ze echter toch weer op, na wekenlang geleefd te hebben op slokjes sap, stukjes aardbei met suiker (ze was diabetespatiënt dus een groot risico op hypo's), kleine beetjes water...Weer wat later stukjes kaas en worst. Telkens ging ze iets meer eten en kreeg ze haar eetlust en haar wilskracht om te blijven leven beetje bij beetje weer terug. Als we nu terugkijken als zorgmedewerkers op deze periode dan is er veel wat we vergeten zijn. Zo intensief en zo hectisch was het. Maar wat ons wél is bijgebleven dat we een enorme innerlijke drive hadden om onze bewoners zo goed mogelijk te verzorgen tijdens deze maanden van ziek zijn, achteruitgaan, overlijden; maar ook bij het weer opknappen van degenen die het overleefden en tijdens de lange weg van herstel daarna. Suus is daar één van. Wil je meer weten over deze periode? Je kunt het lezen in mijn boek 'Zuster, wat zie jíj er raar uit'. www.pgcoronazuster.com



141 weergaven0 opmerkingen
bottom of page