WAAROM DIT BOEK?
Sinds 1998 werk ik binnen CuraMare, Nieuw Rijsenburgh nu, voorheen de Samaritaan, op een woongroep, waarbij ik ouderen met dementie begeleid en verzorg. Een psycho-geriatrische woongroep, met een duur woord. En wat hou ik van ze, van deze ouderen die zo vaak de weg kwijt zijn, die onrustige en verwarde momenten kennen en al zoekend de weg proberen te vinden naar ‘huis’ om dan ineens te realiseren dat ‘dit’ hun huis is. De woongroep, waar wij als verzorgenden ons werk met alle liefde en bewogenheid proberen te doen om hen een zo waardevol mogelijk laatste levensfase te geven. Die lieve oudjes die je de huid vol kunnen schelden. Maar ook waar je zo heerlijk mee kunt lachen en van wie we zoveel liefde terugkrijgen. Die hand die ze dan ineens vast willen houden van je, de humor, de kus die je onverwachts krijgt omdat ze zo blij met je zijn. En die glimlach die bij menigeen verschijnt wanneer je een lied of een deuntje zingt en een dansje met hen walst op de muziek van André Rieu.
"Onze organisatie kwam voor een vreselijk dilemma te staan zoals je zult lezen in dit boek"
En toen was het maart, 2020 en kwam daar ineens Corona. Het virus was in opmars, vanuit China naar de omliggende andere landen, maar al snel kwam het in Europa: Oostenrijk, Italië, Spanje en we hoopten dat het ons kleine landje niet zou bereiken. Maar dat mocht zo niet zijn. Ineens overviel het ook ons, heftig, overrompelend, fataal. Als land, als regio, als eiland en ook als zorginstelling.
Vanaf half maart realiseerde ik mij dat het wel eens heel heftig zou kunnen gaan worden op onze woongroep toen de eerste bewoner ziek werd. Al snel verspreidde het virus zich ook onder de andere bewoners en moesten we alles op alles zetten als team om de bewoners te verzorgen, de diensten op te vullen, extra te werken, en te blijven volhouden omdat we hele dagen in ‘pakken’ moesten werken, met handschoenen, mondkapjes en spatbrillen op. Bijna vier maanden lang!
Doodzieke bewoners
Normale bezoekuurtjes van familie werden raamcontactmomenten, oude mensen die relatief gezond waren veranderden in doodzieke bewoners die vierentwintiguurszorg nodig hadden, intensief en continue. Was er voorheen redelijk rust op de groep en waren de bewoners gesetteld, nu moesten mensen verhuizen om geclusterd te worden met alle gevolgen van dien. Oude bomen en die verplanten? Denk hierbij aan onze ouderen op vaak zeer hoge leeftijd. Het is een aanslag op hun mentale gesteldheid en vaak moeten alle zeilen bijgezet worden om te wortelen. Maar wat als de nood aan de man is? En wat als het virus als een kankergezwel voortwoekert en het niet lijkt te stoppen. Als er op één dag weer vier nieuwe besmettingen op één woongroep bijkomen? Onze organisatie kwam voor een vreselijk dilemma te staan zoals je zult lezen in dit boek. Er was veel wijsheid nodig om beslissingen te nemen in acute situaties. Wat een keuzes moesten er worden gemaakt.
Innerlijke drive
Nu, na zoveel maanden kijken we terug op deze heftige periode en ik ben blij dat ik bijna elk uurtje wat ik heb gewerkt neergezet heb op papier. Het was voor mijn collega’s fijn om terug te lezen en aan deze periode te refereren aan de hand van mijn dagboek. Ik ben gaan schrijven, niet als doel om het als een boek te gaan uitgeven, maar puur voor mij zelf. Ik voelde een innerlijke drive om vast te leggen wat we meemaakten als team. Maar na vier maanden schrijven en het aan verschillende mensen te hebben laten lezen kwam ik tot de conclusie, ook op aandringen van lezers dat meer mensen dit dagboek moesten lezen. Onze ouderen verdienen het dat ze een stem krijgen in deze coronatijd. Zelf kunnen ze dit vaak niet, of zijn ze daar niet meer toe in staat. Hoe mooi is het dat een ander dit voor hen doet.
En die ander, die wil ík gráág zijn!