Fragmenten uit mijn boek
Ze oogt niet echt ziek (nog niet blijkt achteraf) en ze zit de gehele dag door wat voor zich uit te kijken, blij als er een zuster binnen komt. ‘Oohhh’, zegt ze dan, ‘ben je er weer?’ En als je weer weg gaat: ‘Kom je snel weer terug.’ Moederziel alleen ligt ze daar, ze mag immers geen bezoek. Ik plaats twee grote prikborden met familiefoto’s tegen de wand waar ze naar kijkt, zodat ze wat afleiding heeft. Zo heeft ze toch haar familie wat dichtbij, al is het weinig vergeleken bij een echte knuffel van haar dochter.
Het is een schat van een vrouw. Echter één ding is onverteerbaar, ook voor ons: haar man is gisteren overleden! Het is verteld aan deze dame, maar ze is het al weer kwijt. Ze vergeet zoveel en zo snel. Maar wat ze wel weet is dat ze haar man mist. ‘Ik wil zo graag naar m’n man... waar is m’n man noe,’ vraagt ze voortdurend wanneer je contact met haar maakt. Ik denk dat ze het meeleven in mijn ogen leest, ze pakt mijn hand vast terwijl ik naast haar zit. Oeps, ik heb geen handschoenen aan. Ik laat het maar even gebeuren en houdt haar vast. Ze is zo op zoek naar een stukje liefde. Ik blijf even bij haar zitten en kijk haar vriendelijk aan. ‘Je bent zo lief,’ zegt ze. ‘Maar ik wil naar m’n man, waar is t ie noe.’ De tranen springen in mijn ogen.
Ook skype ik met familie van vier bewoners. Wat een vreugde op de gezichten wanneer ze hun zoon of dochter of ander familielid zien. ‘Hallo moedertje, leuk om je weer even te zien’, wordt er gezegd. ‘Waarom ben ik hier’, wordt er gevraagd door een dame. ‘Je bent ziek mam, je hebt corona.’ ‘O ja?... ben ik ziek? Maar kun je niet komen dan?’ Nee, ze kunnen niet komen. Onmogelijk. De deuren zijn hermetisch gesloten voor bezoek. Het verzacht een beetje dat sommige familieleden ook thuis zitten nu, dat ze ook de deur niet uit mogen omdat ze tot een risicogroep behoren of omdat ze klachtenhebben. In quarantaine zitten sommigen. Snappen doen ze het niet, de ouderen. De meeste mensen missen hun familie gewoon, wel of geen corona.